daslist
Tot de 13de generatie.
Claes Niolaas van Oldenbarnevelt, geboren in 1458, Nijkerk, gestorven op 4 februari 1526 (leeftijd bij overlijden: 68 jaar oud)
...
gehuwd in 1487 met ...
...
Aleid van Lockhorst, geboren in 1462, Lokhorst onder Amersfoort, gestorven in 1525 (leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud), hieruit :
Totaal : 112 personen, (echtgenoten weggelaten = 83)
Prins Maurits was Stadhouder en legeraanvoerder. Hij heeft een groot aandeel gehad in de uiteindelijke overwinning van 'de opstand' tegen Spanje. Wellicht dat we zonder Maurits nog jaren (eeuwen ?) een Spaanse 'koning' zouden hebben geëerd.
Er werden echter enkele aanslagen op Prins Maurits beraamd. Achter één van deze aanslagen zat een zoon van Johan van Oldenbarnevelt. Het complot werd ontdekt en de samenzweerders werden streng gestraft.
De oude Van Oldenbarnevelt had Maurits (1586) ooit zelf voorgedragen als Stadhouder van Holland. Gedurende de opstand ontstonden er echter meningsverschillen tussen de twee belangrijke mannen. Tijdens het 12 jarig bestand waren die meningsverschillen zo hoog op gelopen dat er twee kampen ontstonden die ieder een ander vervolg van de strijd voor ogen hadden.
In juli 1618 pleegde Maurits een soort Staatsgreep, waarbij hij zichzelf en zijn medestanders meer macht gaf.
Van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en enkele van hun medestanders worden gearresteerd. De Raadspensionaris was toen al oud. Maurits en vele anderen wilden de terechtstelling diep in hun hart niet, maar koppigheid en een samenloop van omstandigheden zorgden er voor dat men niet meer terug kon.
In de Rolzaal is het vonnis uitgesproken. Dat was 13 mei 1619, volgens de boeken een schitterende lentedag.
Om 7 uur 's ochtends werd Van Oldenbarnevelt naar de Rolzaal gebracht. Op de vraag of hij zijn vrouw en kinderen nog wilde zien antwoorde de oude man ontkennend. Na een gebed begaf hij zich naar de Rolzaal, waar de rechters op hem zouden wachten. Van Oldenbarnevelt stond echter voor een gesloten deur. Hij mocht nog niet naar binnen, want men was er binnen toch nog niet helemaal uit.
Toen de oude man uiteindelijk naar binnenmocht werd snel duidelijk dat het voor hem een zeer donkere lentedag zou worden. Van Oldenbarnevelt nam het woord en zei "Is dit mijn recompense voor 33 jaeren dienst, die ick de lande gedaen hebbe ?". Maar hem werd duidelijk gemaakt dat er geen ruimte was voor weerwoord. Hem werd verzocht direct naar het schafot te gaan.
Steunend op zijn 'stokske' verliet de oude man (vergezeld door een knecht) de Rolzaal en daalde af langs de trappen. Kort daarop werd hij onthoofd op het Binnenhof. Er was daarbij heel veel publiek aanwezig.
In 1624 heeft een tweede zoon van Van Oldenbarnevelt geprobeerd Prins Maurits te doden. Deze Van Oldenbarnevelt is eveneens geëxecuteerd.
Maurits stierf zelf in april 1625 een natuurlijke dood. Hij werd opgevolgd door zijn jongere (half) broer Frederik Hendrik.
Reinier van Oldenbarnevelt (ook wel Reinier van Groeneveld genoemd) (ca. 1588 - 1623) was de zoon van Johan van Oldenbarnevelt. Hij trouwde in 1608 met met Anna Weytsen en zij kregen drie kinderen, Jacoba Françoise (1610), Jan(?) en Jacob van Oldenbarnevelt (?). Na de executie van zijn vader beraamde Reinier samen met zijn broer Willem en onder meer de remonstrantse predikant Slatius een aanslag op het leven van prins Maurits. De aanslag mislukte en Reinier van Oldenbarnevelt werd in 1623 in Den Haag onthoofd. Anna hertrouwde in 1625 met Jacob Westerbaen.
Willem van Oldenbarnevelt, heer van den Stoutenburg (1590 - voor 1638) was een zoon van Johan van Oldenbarnevelt. Willem van Oldenbarnevelt werd geboren in Den Haag, waar hij in november 1590 werd gedoopt in de Hofkapel. In 1611 werd hij benoemd tot ridder en enkele dagen later (op 30 mei 1611) tot ritmeester.
In 1616 trouwde Willem van Oldenbarnevelt met Walburch van Marnix van Sint-Aldegonde, dochter van Jacob van Marnix Van Sint-Aldegonde en kleindochter van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde.
Na de executie van zijn vader op 13 mei 1619, beraamde Willem samen met zijn broer Reinier en onder meer de Remonstrantse predikant Slatius een aanslag op het leven van prins Maurits. De aanslag mislukte en Reinier van Oldenbarnevelt werd in 1623 in Den Haag onthoofd. Willem van Oldenbarnevelt wist te ontsnappen naar Brussel, dat op dat moment in handen van de Spanjaarden was. Later werden brieven van hem aan Hugo de Groot gevonden, die hij schreef in de periode van 23 januari 1626 tot 9 december 1633. Uit deze brieven bleek dat Willem van Oldenbarnevelt hoopt ooit nog weer eens terug te keren naar de Republiek, dat hij protestants was gebleven en dat hij geen dienst in het Spaanse leger had genomen. Van dit laatste hadden zijn tegenstanders hem beschuldigd. Zijn vrouw is niet meegevlucht naar Brussel, maar zond Willem van Oldenbarnevelt jaarlijks geld. Willem van Oldenbarnevelt schreef hierover dat zijne vrouw naar haar vermogen den aan zuinigheid weinig gewonen man een jaargeld zond.
Zijn sterfdatum is onbekend, maar aangezien zijn vrouw in 1638 hertrouwde, wordt aangenomen dat hij vòòr 1638 moet zijn overleden. Willem van Oldenbarnevelt en zijn vrouw hadden geen kinderen.
Geschiedenis van het kasteel Volgens de schriftelijke bronnen heeft op het onderzoeksterrein het laat-middeleeuwse bisschoppelijke kasteel Stoutenburg met voorburcht en grachten gelegen. Het kasteel wordt in de bronnen voor het eerst genoemd in 1259. De bisschop van Utrecht verleende op 12 juni van dat jaar Amersfoort stadsrechten. Op dezelfde dag werd het kasteel Stoutenburg aan de bisschop in leen gegeven door Wouter van Amersfoort. Deze Wouter was tot genoemde datum onder meer in het bezit van het schoutambt van Amersfoort en woonde bij of in de bisschoppelijke hof van de stad. Hij verhuisde naar Stoutenburg, dat volgens de genoemde oorkonde evenwel nog in aanbouw was.
In het begin van de 14de eeuw ging het kasteel volledig over in de handen van de bisschop van Utrecht die het onmiddellijk liet verbouwen. Het belang van Stoutenburg nam evenwel tegen het einde van de 14de eeuw sterk af omdat de functie als landsheerlijke versterking steeds meer werd overgenomen door het huis Ter Eem, het bisschoppelijke kasteel bij Eembrugge. Kasteel Stoutenburg werd bewoond door verschillende families van kasteleins maar bleef in handen van de bisschop. Uiteindelijk werd het in 1495 door Gelderse troepen ingenomen, geplunderd en in brand gestoken. Over herstellingen na deze verwoestingen is geen historische bron bekend. Pas in 1542 en 1543 werd het kasteel definitief gesloopt waarbij de stenen naar Utrecht werden afgevoerd en onder andere gebruikt bij de bouw van de dwangburcht Vredenburg.
Tegen het einde van de 16de eeuw kwam de heerlijkheid Stoutenburg in handen van Johan van Oldenbarneveldt om na diens dood in bezit te komen van opeenvolgende families. In de 17de eeuw is er sprake van een landhuis op de plek van het oude kasteel. Het huis kende veel bouwfasen en ook volledige nieuwbouw (1862-1865) totdat het tenslotte tegen het einde van de 19de eeuw werd gesloopt. Het nu nog bestaande huis Stoutenburg werd in 1888 gebouwd en ligt enkele honderden meters ten westen van het oude kasteelterrein.
Hyde Park was originally settled by Jacobus Stoutenburg in 1742 and was known at that time by the family name. The town was officially named Hyde Park in 1812. Hyde Park is situated on the east bank of the Hudson River, halfway between New York City and the state capital of Albany.
Na de terechtstellingen van de Johan en Ernst van Oldenbarneveld was er vrees voor de naam. Om die reden namen sommigen de naam van hun moeder over.
Genealogie Glimmerveen http://www.glimmerveen.com
Henriëtte Marie (of: Maria) van Oldenbarneveld genaamd Tullingh was een dochter van Cornelis Albert Adriaan van Oldenbarneveld en van Hendrica Maria Margaretha van Oldenbarneveld.
Adrianus Glimmerveen lag in augustus 1853 als kapitein bij het 6e regiment (1e bataillon) infanterie in garnizoen te Grave.
Volgens het bevolkingsregister van Gorinchem (1862 - 1889) vestigden Adrianus Glimmerveen, gepensioneerd Kapitein, en zijn echtgenote zich vanuit Breda op 07.05.1862 te Gorinchem op het adres Boerestraat C nr. 300. Zij woonden daar blijkbaar korte tijd bij broer resp. zwager Doenardus Jacobus Glimmerveen. Op 31.07.1862 vertrokken zij naar Winssen in Gelderland.
Merkwaardig is dat Adrianus Glimmerveen in het bevolkingsregister van Gorinchem staat ingeschreven als gepensioneerd kapitein. In een publicatie van zijn hand en bij zijn overlijden werd als zijn rang ‘majoor’ opgegeven.
In het Rijksarchief te ’s-Gravenhage is (in het dossier-Glimmerveen) een verzoekschrift opgenomen, gericht aan koning Willem III, waarin deze A. Glimmerveen vraagt om de familienaam van zijn vrouw - Van Oldenbarneveld gen. Tullingh - aan de zijne te mogen toevoegen. Het verzoek werd ingewilligd. Niettemin werd later, in het hierna geciteerde overlijdensbericht, alleen de naam Glimmerveen vermeld.
Van zijn hand verscheen in november 1889 de brochure ‘Mijne herinneringen uit het eerste tijdvak van de Belgische Staatsomwenteling in 1830’ (overdruk uit het Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad). Een exemplaar van deze brochure bevindt zich in het archief van het Centraal Bureau voor Genealogie te ’s-Gravenhage.
Bij zijn overlijden verscheen in het Haagse dagblad Het Vaderland een bericht met de volgende inhoud:
In den ouderdom van bijna 83 jaren is te Utrecht overleden de gep. majoor der inf. A. Glimmerveen, die als jong officier (van 1828) den veldtocht in België medemaakte.
De aangifte van het overlijden van het kind op 27.05.1858 te Zwolle (hoewel het kind is overleden in Kampen) gebeurde door Johan Hendrik Tiel (50), koster, en Allart ten Napel (28), adjunct-commies ter secretarie. Het is niet duidelijk wat het jongetje in Kampen deed. Zijn ouders hebben daar nooit gewoond en ze zijn blijkbaar ook niet naar Kampen of Zwolle overgekomen om de dood van hun kind aan te geven.
Seul enfant d'Isaac à rester hollandais
A 21 ans, sous la pression de son ami Boreel, fils du général et neveu du baron Fagel alors ministre de la Hollande à Paris, il quitte Paris pour aller se battre aux côtés des Hollandais contre les Belges qui veulent leur indépendance, et ce sans consulter son père qui n'y aurait jamais consenti.
Il fut nommé par une disposition du ministre de la Guerre en Hollande datée du 9 septembre 1830 volontaire dans le régiment de dragons légers N° 5 et le 26 octobre 1831 lieutenant titulaire dans ce régiment. Il servit dans l'Etat-Major de S.A.R. le prince d'Orange, maréchal de camp, et fit comme tel la campagne de Belgique, dite des 10 jours. Il servit dans l'armée mobile durant les années 1832, 1833 et 1834. La guerre entre la Hollande et la Belgique une fois terminée, il prit sa démission en 1839, qui lui fut accordée le 19 janvier 1839 avec les remerciements du gouvernement pour services rendus.
Son titre de baron est répertorié dans l'annuaire des officiers néerlandais 1835-1838
Auguste fut souvent l'ami d'artistes, comme le peintre Delacroix, auquel il commande 1831 un tableau (Les Deux Tigres, plus connu sous le titre "Jeune tigre jouant avec sa mère" appartenat au mouvement fiévreux de 1830), dont il ne se désaisit pour la première fois que trente ans après pour l'Exposition du Boulevard en 1861. Le tableau passa aux mains du baron Cottier, dont la soeur Louise épousa Ernest André qui rachètera le château familial de Rentilly. Ce dernier le légua au Louvre en 1903. Il compte également parmi ses amis artistes Salvator Cherubini qui fit un portrait de sa femme sur pierre dure, François Lehoux qui exécuta son portrait en uniforme, et surtout Joseph Mezzara qui sculpta de nombreux butes familiaux dans le marbre, et fit quelques portraits.
Membre de la Société du Jockey-Club admis par les fondateurs avant le 16 mars 1834, a fait courir, a monté en courses. Membre sociétaire admis avant la fondation du Cercle. Démissionnaire en 1839. Ses trois frères seront membres du Jockey Club.
Dans le livre des paris du Jockey-Club, le premier pari inscrit stipule "Je parie que d'aujourd'hui 13 juillet 1841 au 13 juillet 1851, sur les douze personnes dînant au club (savoir : Barante, d'Albuféra, Bonpieyre, Chazelles, Daru, Manuel, d'Albon, henri Greffulhe, Humann, Mackenzie-Grieves, Henri Thuret, Knyff) il n'y en aura pas six de mariés; Pari : mille écus; Signé : Daru, pour les célibataires. Ed. Manuel, pour l'amour conjugal"
Enige kind van Isaac die in Nederlands is gebleven. Op zijn 21st jaat, onder druk van zijn vriend Boreel, zoon en neef van Generaal Baron Fagel toenmalige minister van Holland te Parijs verliet hij Parijs om samen met de Nederlanders te vechten tegen de Belgen die hun onafhankelijkheid willen. Dit zonder medeweten van zijn vader die daar nooit me zou hebben ingestemd. Door een bepaling van de Minister van Oorlog in Holland dd werd hij op 9 september 1830 ingelijfd bij een vrijwillige Regiment Lichte Dragoons No 5 en werd op 26 oktober 1831 bevorder to titulair Luitenant. Hij diende bij de Generale Staf van ZKH de Prins van Oranje, de veldmaarschalk, en trok op tijdens de 10daagse veldtocht tegen Belgie. Hij diende in het leger tijdens de mobilisatiejaren jaren 1832, 1833 en 1834. Toen de veldtocht en de oorlog tussen Holland en België eenmaal voorbij was nam hij ontslag uit het leger dat hem werd verleend op 19 januari 1839 met dank van de regering voor de bewezen diensten. Zijn titel van baron is opgenomen in de directory van de Nederlandse officieren 1835-1838.
Il vécut à Paramaibo (Guyane hollandaise) et y vivait encore en 1875 lorsque Gustave Thuret lui fit un legs
Woonde in 1875 nog steeds in Paramaribo waar ook zijn grootmoeder was geboren
In akte vermeld: Van Oldenbarneveld genaamd Witte Tulling
Genealogie Glimmerveen http://www.glimmerveen.com
Henriëtte Marie (of: Maria) van Oldenbarneveld genaamd Tullingh was een dochter van Cornelis Albert Adriaan van Oldenbarneveld en van Hendrica Maria Margaretha van Oldenbarneveld.
Adrianus Glimmerveen lag in augustus 1853 als kapitein bij het 6e regiment (1e bataillon) infanterie in garnizoen te Grave.
Volgens het bevolkingsregister van Gorinchem (1862 - 1889) vestigden Adrianus Glimmerveen, gepensioneerd Kapitein, en zijn echtgenote zich vanuit Breda op 07.05.1862 te Gorinchem op het adres Boerestraat C nr. 300. Zij woonden daar blijkbaar korte tijd bij broer resp. zwager Doenardus Jacobus Glimmerveen. Op 31.07.1862 vertrokken zij naar Winssen in Gelderland.
Merkwaardig is dat Adrianus Glimmerveen in het bevolkingsregister van Gorinchem staat ingeschreven als gepensioneerd kapitein. In een publicatie van zijn hand en bij zijn overlijden werd als zijn rang ‘majoor’ opgegeven.
In het Rijksarchief te ’s-Gravenhage is (in het dossier-Glimmerveen) een verzoekschrift opgenomen, gericht aan koning Willem III, waarin deze A. Glimmerveen vraagt om de familienaam van zijn vrouw - Van Oldenbarneveld gen. Tullingh - aan de zijne te mogen toevoegen. Het verzoek werd ingewilligd. Niettemin werd later, in het hierna geciteerde overlijdensbericht, alleen de naam Glimmerveen vermeld.
Van zijn hand verscheen in november 1889 de brochure ‘Mijne herinneringen uit het eerste tijdvak van de Belgische Staatsomwenteling in 1830’ (overdruk uit het Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad). Een exemplaar van deze brochure bevindt zich in het archief van het Centraal Bureau voor Genealogie te ’s-Gravenhage.
Bij zijn overlijden verscheen in het Haagse dagblad Het Vaderland een bericht met de volgende inhoud:
In den ouderdom van bijna 83 jaren is te Utrecht overleden de gep. majoor der inf. A. Glimmerveen, die als jong officier (van 1828) den veldtocht in België medemaakte.
De aangifte van het overlijden van het kind op 27.05.1858 te Zwolle (hoewel het kind is overleden in Kampen) gebeurde door Johan Hendrik Tiel (50), koster, en Allart ten Napel (28), adjunct-commies ter secretarie. Het is niet duidelijk wat het jongetje in Kampen deed. Zijn ouders hebben daar nooit gewoond en ze zijn blijkbaar ook niet naar Kampen of Zwolle overgekomen om de dood van hun kind aan te geven.